Liever kleine baas dan grote knecht

De Nederlandse middenstand 1920-1970

Beste lezer

Mijn naam is Tessel Pollmann (1940) en ik ben van huis uit journalist. Ik werkte lang als redacteur bij Vrij Nederland; nu ben ik geassocieerd onderzoeker bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie. Het boek dat ik nu presenteer heeft niet direct met de oorlog te maken, maar gaat over de kleine ondernemer 1920-1970. In de inleiding leg ik uit wat de relatie is tot de politiek, maar dat is een zijpad. Liever kleine baas dan grote knecht gaat over de kleine middenstand, vroeger ook wel deel van ‘de kleine burgerij’ genaamd.

Natuurlijk heb ik voor Kleine baas allerlei geleerde geschriften geraadpleegd, maar daar zult u als lezer weinig van merken. De basis van mijn boek zijn de levensverhalen zoals de kleine ondernemers/onderneemsters  en hun kinderen die zelf vertelden. Die verhalen vond ik in de publicaties van de vele  historische verenigingen die Nederland telt. Vrijwilligers van die verenigingen hebben talloze interviews gemaakt met kleine ondernemers in hun dorp of stad. En heel wat ondernemers of hun (klein-)kinderen hebben hun herinneringen aan de bakkerij, drogisterij, smederij, of het venten van allerlei waren op schrift gesteld. Al die documenten zijn de basis van mijn boek. Ik heb geprobeerd  de rode draad te vinden die al deze zo verschillende verhalen verbindt. Wat opvalt is dat  veel kleine onderneminkjes zonder de hulp van de (schoolgaande) kinderen het niet gered zouden hebben. Ook blijkt dat, lang voor de tweede feministische golf uit de vorige eeuw, vrouwen van veel kleine ondernemers gewoon aan het werk waren. Sterker, ze waren onmisbaar voor het bedrijf. Ze stonden achter de toonbank, ze ordenden het magazijn, ze maakten de kas op en beslisten mee als de winkel vernieuwd moest worden. Ze waren allesbehalve traditioneel. Ook treffend is dat de zogeheten klasse van de kleine zelfstandigen niet altijd een andere klasse was dan die van de arbeider, maar ermee was vermengd. Het kwam voor dat de vrouw een cafeetje deed en de man dagloner was, of dat de vrouw de tabakswinkel had terwijl haar man naar de fabriek ging, of dat de man ventte met groenten en de vrouw werkhuizen had. De scheiding tussen arbeiders en kleine zelfstandigen was soms heel dun. Ook blijken een  aantal onderneminkjes  niet veel meer geweest  te zijn dan een remedie tegen werkloosheid of een pover weduwenbestaan. Kortom, Liever kleine baas dan grote knecht biedt een levendige  kijk op een groep mensen die velen van ons van huis uit ons heel vertrouwd is, maar waarvan we weinig weten.  Politici noemen de middenklasse, waar de kleine  ondernemer deel van is,  de ruggengraat van de samenleving, buffer tussen de rijk en arm en cement van de maatschappij. Maar zegt dat de kleine ondernemer zelf iets? Is het niet de eigenwaarde die telt, in plaats van het zogeheten maatschappelijk belang dat vooral de politiek hen toeschrijft? En is het niet vreemd dat wetenschappers, schrijvers, journalisten en anderen traditioneel zo minachtend spraken en spreken over de kleine burgerij die suf, duf en bekrompen heette te zijn? Het is tijd, nu de ZZP-er  als opvolger van de kleine ondernemer zo belangrijk is, met een nieuwe blik naar het kleinbedrijf te kijken.

pastedGraphic_1.png

Mevrouw Tessel in 1951 (geen familie)

Bron: H. Voogel, Honderd jaar nering en ambacht in Monnickendam (St Pancras  1998), 34.

pastedGraphic_2.png

De broers Faber  (Friesland) adverteren in 1919 op straat met een nieuw importproduct van hun moeder: Chinese matten.

Bron: mevrouw D. Bosma-Faber.

Zzp’er leunt op rijke historie

Artikel uit de Financiële Telegraaf: 27 SEP 2016 

Theo Besteman

De Nederlandse zzp’ers verdienen meer waardering. Hun bijdrage aan de Nederlandse groei is groot. Historisch gezien leunen ze meer dan ze denken op een veelkleurige traditie van het kleinbedrijf met tabakswinkels, bakkers en venters. 

„De behoefte om zelfstandig te zijn, vrijgevochten om zelf je leven te kunnen bepalen is al langer enorm sterk in Nederland”, stelt historica Tessel Pollmann na vier jaar onderzoek naar het kleinbedrijf tussen 1920 en 1970. „Hoe moeilijk het financieel ook is, die behoefte aan zelfstandigheid keert altijd weer terug.”

Deze week verschijnt haar boek. De titel typeert de trots: ‘Liever kleine baas dan grote knecht’ (uitgeverij Boom). Pollmann dook behalve in de cijfers en wetenschappelijke studies in de nagelaten levensverhalen van historische verenigingen. „Een zeer rijke bron”, glimlacht ze.

De onderzoekster sprak vervolgens met de kinderen die van jongs af aan ‘in de zaak’ stonden. „De wetgeving over kinderarbeid is natuurlijk veranderd. Maar kinderen vertelden me wel hoe hun meester een oogje toekneep; die snapten het belang voor de zaak van hun ouders als die kinderen iets later op school kwamen omdat ze nog een bezorgingkje hadden gedaan.”

De huidige zzp’er kan er ook niet als vanzelfsprekend op rekenen dat zijn partner meewerkt. Destijds een gegeven. Lang voor de tweede feministische golf van de jaren zestig, stelt Pollmann, waren deze vrouwen aan het werk. „Ze waren belangrijker dan werd gedacht. Als de zaak vernieuwd moest worden, had zij daar een grote stem in. Zij maakte vaak ook de kas op, zij bepaalde wat voor de tabakswinkel moest worden ingekocht.”

Pollmann beschrijft in rijkgeschakeerde verhalen hoe Nederlandse generaties tot zelfstandigen doorgroeiden. Overdag waren mannen nog dagloner, ’s avonds turfhandelaar. Totdat de turfhandel voldoende lonend werd. De man was overdag zandkruier, de vrouw dreef het café. „En ’s avond runden ze dat café samen. Overal”, accentueert Pollmann, „zag je die mengvorm: het winkeltje in het voorhuis aan de dijk, achter de woonkamer. De arbeidersklasse was bovendien niet veel anders dan de kleine ondernemer, dat liep in elkaar over. Ze waren ook niet traditioneel, nog zo’n vooroordeel.”

De memoires van de kleine burgerij tonen hoe de zelfstandigen van geest elkaar al vroeg opzochten. „De slager trouwde bewust met een meisje dat het diploma fijne vleeswaren op zak had. Wel zo praktisch”, typeert Pollmann. Samen moesten ze het redden. „Zeker is dat je een goed huwelijk moest hebben om je door tegenslagen te werken. De huwelijken die ik onderzocht waren behoorlijk solide. Het alternatief was vroeger een beroep moeten doen op de armenzorg. Dat wilde je niet.”

Maar met die opgebouwde traditie van spaarzaamheid, hard werken, en veel creativiteit drukken ook de huidige kleine ondernemers hun stempel op de economie, stelt Pollmann. „Je ziet ze alleen niet zo makkelijk.”

Als ze op ondernemerssite Drimble.nl kijkt, blijken in haar directe omgeving welgeteld liefst 484 zzp’ers te zitten. ,,Kleine zelfstandigen zijn enorm creatief. Het ziet er online heel welvarend uit, maar achter het scherm gaat het lang niet altijd goed. Toch: liever kleine baas dan grote knecht.”